-
1 aanwezig zijn bij
asistí, presensiáDicionário Português-Holandês e Holandês-Português > aanwezig zijn bij
-
2 presensiá
aanwezig zijn [v], aanwezig zijn bij [v], bijwonen [v]Dicionário Português-Holandês e Holandês-Português > presensiá
-
3 presensiá
aanwezig zijn [v], aanwezig zijn bij [v], bijwonen [v] -
4 sit on
aanwezig zijn bij, meedoen aan; lid zijn vansit on, 〈in betekenis 1 ook〉 sit upon -
5 be on the picket line
aanwezig zijn bij een staking -
6 attend
v. aanwezig zijn; deelnemen[ ətend]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 will you be attending his lecture? • ga je naar zijn lezing?3 who's attending this machine? • wie bedient deze machine? -
7 assister
assister [aasiestee]1 bijwonen ⇒ aanwezig zijn (bij), getuige zijn (van)♦voorbeelden:1 assister aux cours • college lopen, de lessen volgenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bijstaan ⇒ helpen, (onder)steunenv1) bijstaan, helpen2) bijwonen, aanwezig zijn (bij) -
8 asistí
assisteren [v], bijstaan [v], helpen, ter zijde staan [v]; baten [v], bijstaan [v], helpen, ter zijde staan [v]; aanwezig zijn [v], aanwezig zijn bij [v], bijwonen [v] -
9 asistí
assisteren [v], bijstaan [v], helpen, ter zijde staan [v]; baten [v], bijstaan [v], helpen, ter zijde staan [v]; aanwezig zijn [v], aanwezig zijn bij [v], bijwonen [v] -
10 judgement by default
-
11 semi automatic
halfautomatisch (bij auto-mechanische toestand waarbij versnellingen aanwezig zijn maar geen koppeling, bij wapens-toestand waarbij niet nodig is een kogel in te leggen tussen twee schoten) -
12 finish
n. eind; afwerking; polijsting--------v. eindigen; afwerken; afmaken; opmaken; afwerken; wegwerken; polijstenfinish1[ finnisj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 beëindiging ⇒ einde, voltooiing♦voorbeelden:(fight) to the finish • tot het bittere einde (doorvechten)————————finish21 eindigen ⇒ tot een einde komen, uit zijn2 finishen ⇒ de eindstreep bereiken, de finish bereiken3 uiteindelijk terecht/uitkomen ⇒ belanden♦voorbeelden:finish off with • eindigen metwe used to finish up with a glass of port • we namen altijd een glas port om de maaltijd af te rondenshe must have finished with Jamie • ze schijnt het uitgemaakt te hebben met Jamiewe have finished with that firm • we hebben geen (zaken)relaties meer met die firmaI haven't finished with you yet, my girl • ik ben met jou nog niet klaar, meisjehe has finished with your dictionary: you can have it back • hij heeft je woordenboek niet meer nodig: je mag het terug (hebben)II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 afwerken ⇒ voltooien, de laatste hand leggen aan4 appreteren ⇒ hoogglans geven aan, aflakken♦voorbeelden: -
13 be in at the finish
be in at the finish -
14 trisomy
n. Trisomie (bij biologie- het aanwezig zijn van drie in plaats van twee chromosomen van dezelfde soort in de celkern) -
15 Ort
Ort1〈m.; Ort(e)s, Orte〉♦voorbeelden:höheren Ortes • bij een hogere instantie〈 boekwezen〉 am angeführten Ort • ter aangehaalde plaatse, t.a.p.am Ort selbst • ter plekkedas hört man jetzt an allen Orten (und Enden) • dat hoor je tegenwoordig overalvor Ort • ter plaatse, ter plekkean Ort und Stelle • ter plaatse————————Ort2〈m.; Ort(e)s, Örter〉 〈 sterrenkunde, wiskunde〉♦voorbeelden:————————Ort3〈o.; Ort(e)s, Örter〉 〈 mijnwezen〉1 kolenfront, front van een galerij♦voorbeelden: -
16 présent
présent1 [preezã]〈m.〉1 (het) heden ⇒ (het) tegenwoordige, (het) nu♦voorbeelden:à présent • tegenwoordigdès à présent • vanaf hedenjusqu'à présent • tot nu toepour le présent • voor het momentà présent qu' il est malade • nu hij ziek is————————présent2 [preezã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉♦voorbeelden:être présent à qc. • iets bijwonenne pas être présent à la conversation • met z'n gedachten niet bij het gesprek zijncela me sera toujours présent • dat zal me altijd bijblijvenla présente • deze briefpar la présente • bij deze, hierbijprésent! • present!participe présent • tegenwoordig deelwoorddans le cas présent • in dit geval1. adj1) aanwezig2) tegenwoordig2. interj -
17 da
da1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 da haben wirs! • daar heb je het nou!da sind wir! • daar zijn we dan!da wären wir! • daar zijn we dan!ist noch Butter da? • is er nog boter?es war niemand da • er was niemand (thuis, aanwezig)ihre alten Bekanten sind nicht mehr da • (a) haar oude kennissen zijn er niet meer; (b) haar oude kennissen zijn doodda drüben • daargindsda und da • daar en daar2 ein noch nie da gewesener Erfolg • een uniek, weergaloos succesalles schon mal da gewesen • niets nieuws onder de zonhaben wir da gelacht! • wat hebben we toen toch gelachen!von da an • van toen af (aan)4 wer da meint, dass … • wie (nou) meent dat …————————da2〈 voegwoord〉1 daar, omdat♦voorbeelden:1 jetzt, da ich weiß, dass … • nu ik weet dat …2 zu der Zeit, da man … • in de tijd dat, toen men … -
18 paid his last respects
bewees zijn laatste eerbewijs, was bij de begrafenis aanwezig
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Пенджабский
- Французский